Als we richting het einde van de lente gaan, dan gaan onze harten wat sneller kloppen. Het onweershalfjaar begint weer. In de zomer vallen de zwaarste onweersbuien in ons land. Dat gaat zo door tot ongeveer halverwege de herfst, waarna de onweersactiviteit steeds verder inzakt.
Maar toch gebeurt het zo nu en dan dat er richting het einde van de herfst – en zelfs in de winter – onweersbuien voorkomen in Nederland!
Hoe kan dat dan?
Komen onweersbuien niet juist voor op het moment dat het warm is in ons land?
Voor een onweersbui is er een aantal ingrediënten nodig:
Dankzij de trigger – warmte bijvoorbeeld, of een front – kunnen er convectieve luchtbewegingen ontstaan. Als de atmosfeer erg onstabiel is kunnen deze convectieve bewegingen tot op grote hoogte doorgaan, waarna uiteindelijk de lucht condenseert en verder doorgroeit tot een steeds zwaarder wordende onweerswolk.
De dynamiek, om ‘m af te maken, zorgt bij onweersbuien voor de zware randverschijnselen, zoals het voorkomen van felle windstoten, hagel en soms ook windhozen.
Om te verklaren waarom er ook tijdens koud weer onweersbuien kunnen voorkomen moeten we naar het ingrediënt onstabiliteit kijken.
Wat is dat nu precies?
In het Engels wordt het ook wel buoyancy genoemd en is feitelijk een maat voor de stijgkracht van de lucht. Wellicht herinner je het nog vanuit één van onze eerdere blogs, maar lucht stijgt op het moment dat deze warmer is dan omringende lucht. Dat heeft te maken met de dichtheid van het gasmengsel, die lager is bij warmere lucht.
Als we een doorsnede van de atmosfeer nemen, dan zullen we zien dat de temperatuur afneemt met de hoogte. Dat is logisch, omdat aan het aardoppervlak de kortgolvige zonnestraling wordt omgezet in langgolvige straling: warmte.
Hoe hoger je dus komt, hoe meer het afkoelt.
Maar afhankelijk van de luchtsoort kan het op grote hoogte veel kouder zijn dan in de andere gevallen.
Dat is positief, want dat betekent dat stijgende maar afkoelende lucht veel langer door kan blijven stijgen! Hoe kouder de bovenlucht, hoe langer het duurt voordat de stijgende lucht die temperatuur heeft bereikt en niet meer verder kan stijgen. Dus: koude bovenluchten zorgen voor een toenemende onstabiliteit.
Het verklaart ook waarom er soms onweersbuien voor kunnen komen in de winter. Op het moment dat er een trigger aanwezig is – een koufront, bijvoorbeeld – ontstaan er buien. Als we dan te maken hebben met polaire lucht en de bovenluchten enorm koud zijn, is er ondanks dat het op meethoogte koud is (bijvoorbeeld 5 tot 10 graden) wél een hoeveelheid onstabiliteit aanwezig.
En dan kan het zomaar gebeuren dat de bui doorgroeit naar een onweersbui!
Ook de temperatuur van het zeewater is van belang tijdens de winter. Het zeewater is namelijk nog relatief warm ten opzichte van de lucht, waardoor er een voedingsbodem ontstaat voor het ontstaan & doorgroeien van onweersbuien.
Die combinatie – het warmere zeewater én de soms toch nog steeds grote verschillen in temperatuur aan de grond & de bovenlucht, dat is een ideale voor het ontstaan van winters onweer.
Christian is sinds 2004 met het weer bezig. Hij is in het bijzonder gefascineerd door onweer en rijdt in de zomermaanden met het team van Bliksemdetectie stad en land af om de mooiste buien te onderscheppen.