We zijn blij met een hele schare volgers op Twitter, Facebook en Instagram die ons regelmatig bestoken met interessante vragen over onweer. Tijdens onweersituaties hebben die vragen meestal het volgende karakter: Gaat het hier onweren? Hoe kan ik onweer herkennen? We realiseerden ons daarom dat het misschien handig zou zijn om een pagina over het herkennen van onweer te schrijven, zodat veel meer mensen met dezelfde vraag tot een antwoord kunnen komen.
We beginnen met de wolken:
Onze allerbeste tip is om misschien wel gewoon naar de wolken te kijken. Als je een onweerswolk ziet, die – in het Latijn, want meteorologen hebben vroeger alle wolken een Latijnse naam gegeven – ook wel cumulonimbus heet, dan weet je dat het misschien wel kan gaan bliksemen!
Storm Dunlop noemt dit in zijn Weerboekje (zie referenties) ook wel de ‘reus onder de wolken’. Vaak groeien ze door tot bovenin de troposfeer. Dan worden ze dus 12 tot 16 kilometer hoog. Ze kunnen zware regenval, onweer, hagel, hevige winden en – als ze heel zwaar zijn – soms zelfs tornado’s veroorzaken.
In het artikel over updraft en downdraft kunnen we lezen dat een onweersbui begint bij een updraft, een omhooggaande stroom warme lucht die door afkoeling voor condensatie en wolkenvorming zorgt. Er ontstaat dan een stapelwolk: een cumulus die een zeer sterk verticaal karakter heeft. In het Engels heet dit ook wel ’towering’ en het is de eerste fase in onderstaand diagram. De nulgradengrens wordt aangegeven om te illustreren dat vanaf dat punt (en pas helemaal vanaf ca. -13 graden) ijsdeeltjes gaan ontstaan, een vereiste voor onweer.
Wanneer deze stroom lucht sterk genoeg is kan deze cumuluswolk doorgroeien naar een buienwolk: de cumulonimbus. Er ontstaat dan ook een downdraft, een stroom koude lucht die vaak ook regen bevat. We zitten dan in het volwassen stadium (‘mature stage’) zoals op onderstaand diagram te zien is. De bui kan doorgroeien tot grote hoogte en ook onweer kan in dit stadium voorkomen.
Daarna neemt vaak de downdraft het over van de updraft doordat de laatste wordt afgesneden door de eerste. Op dat moment zwakt de bui al gauw af. Uiteindelijk verdwijnt deze weer.
Hieronder gaan we dieper op de cumulonimbus in. Er bestaan namelijk verschillende vormen die allemaal iets vertellen over het weer dat we kunnen verwachten.
(met dank aan NOAA – deze afbeelding bevindt zich in het publiek domein)
Om het nog maar wat moeilijker te maken bestaan er twee vormen van cumulonimbus: een calvus en een capillatus. Hieronder gaan we in op de verschillen tussen beide wolkenvormen.
Bij een cumulonimbus calvus zie je een heel uitgebreide toren van wolken – deze wordt in de volksmond ook wel ‘bloemkoolwolk’ genoemd. Het is een groeiende onweerswolk. Op de afbeelding zie je zo’n cumulonimbus calvus, die duidelijk herkenbaar is aan de bloemkoolstructuur. Op de achtergrond zie je het ‘aambeeld’ – de incus – van een andere, nog volwassener bui.
Een cumulonimbus calvus kan de volgende weersverschijnselen veroorzaken (bron):
Als een cumulonimbus calvus kan blijven doorgroeien ontstaat uiteindelijk het volgende wolkentype: een cumulonimbus capillatus is een onweersbui die is doorgegroeid tot het zogeheten Equilibrium Level. Dat is het punt op ca. 12 tot 16 kilometer hoogte waarbij de temperatuur van het stijgende luchtdeeltje weer lager is dan zijn omgeving, waardoor de wolk niet verder kan groeien. Meer informatie over dit proces vind je in ons artikel over Updraft en downdraft.
Kenmerkend voor een capillatus is de platgeslagen top van de bui. Deze wordt ook wel incus genoemd en is meestal in de vorm van een aambeeld. Op de afbeelding hiernaast zie je zo’n capillatuswolk. Een cumulonimbus capillatus is zwaarder en kan de volgende weersverschijnselen veroorzaken – of misschien wel versterken ten opzichte van een calvus (bron):
Cumulonimbuswolken zoals de calvus en de capillatus kunnen vergezeld worden van een aantal wolken, die vaak ‘als gevolg’ van de cumulonimbus worden geproduceerd. Dat betekent niet dat ze alleen bij de cumulonimbus voorkomen; integendeel, ze kunnen ook bij andere wolken voorkomen. Dit zijn de bijbehorende wolken:
Onweersbuien kunnen ook gepaard gaan met een aantal weersverschijnselen. Deze beschrijven we hieronder.
Cumulonimbus arcus
Een arcus, in het Nederlands ook wel wolkenkraag genoemd, is een horizontale wolk die vaak voorkomt voorafgaand aan onweersbuien. Een goed gevormde arcus is een aanwijzing voor een scherp belijnd onweersfront dat over het algemeen zware onweersbuien produceert. Ook lichtere onweersbuien kunnen arcuswolken bevatten, maar die zijn vaak veel minder goed ontwikkeld.
Er zijn twee soorten arcus die veel voorkomen – een shelfcloud en een rolwolk. Hieronder beschrijven we beide types en het verschil tussen een shelfcloud en rolwolk:
Dat gebeurt echter niet vaak, waardoor echte rolwolken vrij zeldzaam zijn. Om die reden zien we in Nederland vaker shelfclouds dan rolwolken.
Cumulonimbus incus
We hebben gezien dat de cumulonimbus capillatus een aambeeldachtige wolkentop heeft. Deze wordt ook wel incus genoemd. Bekijk de afbeelding iets eerder in dit artikel om te zien hoe zo’n incus-aambeeld eruit ziet.
Cumulonimbus mamma / mammatus
Aan de buienbasis van een cumulonimbus kan er soms iets vreemds gebeuren: mammatus! Er zijn een heleboel mogelijke verklaringen waardoor deze wolken ontstaan en niemand is nog zeker over de precieze ontstaanswijze.
Wat we wel weten is dat deze mammatuswolken, die van het Latijnse ‘mamma’ komen (dat betekent ‘uier’ of ‘borst’), meestal gepaard gaan bij cumulonimbus capillatus-wolken, de zwaardere van de twee. Mammatus is dan ook een indicator voor een zware onweersbui.
En mooi zijn ze ook!
Tuba
Een tuba is het begin van een wind- of waterhoos. Op het moment dat deze de grond raakt wordt het een echte wind- of waterhoos genoemd. Tuba’s ontstaan meestal als uitzakking van de onweerswolk en zijn ietwat anders dan tornado’s, die in een supercel ontstaan waarbij vaak een wallcloud aanwezig is.
Tailcloud
Bij de downdraft, en dus het gebied van de regen, komt soms een tailcloud voor. Dit is een wolk die heel dicht bij de oppervlakte komt en vormt omdat het gebied waarin de neerslag gebied erg vochtig is en dus makkelijk condenseert.
Hoewel een tailcloud sterk op een tornado lijkt, is dat er geen! Tornado’s komen namelijk voor in het gebied van de updraft, dat wil zeggen het gebied waar de warme lucht de bui in wordt gezogen. Een tailcloud komt voor bij de downdraft.
Een foto van een tailcloud vind je op Weatherscapes.
Overshooting top
We weten dat een cumulonimbus capillatus zich uitstrekt in de vorm van een aambeeld omdat het Equilibrium Level is bereikt (wil je meer weten, scroll dan iets terug en lees bij capillatus verder). Het kan soms echter gebeuren dat een bui plots een enorme sterke voedingsbodem bereikt. Dat kan bijvoorbeeld komen doordat:
Wat gebeurt er dan? In een snel tempo wordt de stijgstroom, de updraft, sterker. Soms kan hij dusdanig sterk worden dat hij boven de wolkentop uitstijgt. We hebben dan te maken met een overshooting top. Veel onweersbuien hebben in hun levensduur te maken met zo’n overshooting top, die uiteindelijk weer verdwijnt. De aanwezigheid van zo’n top, een duidelijk uitstekend deel op de bijgevoegde foto, betekent dat de bui op zijn maximum is. Als hij echter tien minuten of meer aanhoudt weten we dat we met een zeer zware onweersbui te maken hebben die zware weersverschijnselen kan produceren. Het is dus een goede indicator voor de zwaarte van een naderende onweersbui.
Sommige onweersbuien zijn nog zwaarder dan de gemiddelde cumulonimbus – en produceren randverschijnselen zoals tornado’s. Deze worden supercel genoemd. We gaan deze binnenkort beschrijven in een apart artikel!
De kleur van de lucht kan een hele belangrijke graadmeter zijn voor het bepalen van de zwaarte van een onweersbui.
Iedere onweersbui heeft een downdraft. Die downdraft spreidt zich over het aardoppervlak uit. Daardoor kun je een naderende onweersbui voelen aankomen. Een aantal minuten voor de bui losbarst steekt namelijk de wind op. Het is een heel subtiel proces, maar als je eenmaal doorhebt dat het gebeurt kun je het vrij makkelijk waarnemen. Ook zie je de onweersbui dan meestal al hangen. Het is daarom niet een indicator voor onweer als in “ik wist nog niet dat de bui kwam”, maar je hebt dan wel een inschatting hoe lang het nog duurt voordat de bui losbarst.
Vooral als je voelt dat de wind uit de richting van de bui komt weet je dat je te maken hebt met de outflow.
Bij een zware onweersbui levert dat uiteindelijk een zwaar windstotenfront op zodra de bui arriveert:
We hopen dat je nu meer informatie hebt over het herkennen van onweer! Mocht je vragen hebben, dan zijn we uiteraard bereid om er een goed antwoord op te zoeken 🙂 Laat je vraag hieronder achter, dan reageren we zo snel we kunnen.
Christian is sinds 2004 met het weer bezig. Hij is in het bijzonder gefascineerd door onweer en rijdt in de zomermaanden met het team van Bliksemdetectie stad en land af om de mooiste buien te onderscheppen.